Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik gaf den koopbrief aan [19]Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameel, mijns ooms [20][zoon], en voor de ogen der getuigen, die den koopbrief hadden [21]onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring [22]zaten. 19. Den schrijver en dienaar van den profeet Jeremia; zie onder hfdst.33 vs.4,5, enz. 20. Dit is hier bijgevoegd uit vs.7,8,9. Anders: van mijn neef; dewijl het Hebreeuwse woord dod ook breder somtijds, en voor een beminden en zeer lieven vriend genomen wordt, gelijk te zien is in Salomo's Hooglied. 21. Hebreeuws, in den koopbrief hadden geschreven, gelijk boven vs.10. 22. Of, woonden.